Waterforum | Klimaatprofessor Pier Vellinga: “Doorbraakvrije dijken zijn de extra kosten meer dan waard”

“Waterschappen zitten gevangen in de verouderde richtlijnen van Rijkswaterstaat”, zegt prof. dr. ir. Pier Vellinga. Afgelopen donderdag nam de universiteit van Wageningen afscheid van zijn ‘klimaatprofessor’. Een interview over doorbraakvrije dijken, het belang van het meenemen van reststerkte in dijkontwerpen en over hoe het toch komt dat het oude puur statistische denken in faalkansen dominant blijft in de hoogwaterbescherming.

Tekst Annemarie Geleijnse

Afgelopen donderdag noemde u tijdens uw druk bezochte afscheidssymposium in Wageningen klimaatverandering een bron van inspiratie. Kunt u dat kort toelichten?
“De klimaatverandering heeft geleid tot mooie dingen. Wat eruit zag als een geweldige bedreiging heeft geleid tot veel creativiteit en innovatie. We zijn er door in staat gebleken bestaande problemen versneld op te lossen en de bedreiging om te buigen tot een betere aanpak. Kijk naar de elektrische auto’s, zonne-energie, windmolens, vooral wind op zee.”

U maakte zich de laatste pakweg zeven jaar sterk voor het concept van doorbraakvrije dijken. Hielp ook daar de klimaatverandering in het versneld vinden van oplossingen?
“Zeker, de klimaatverandering heeft het denken over veiligheid in Nederland een enorme impuls gegeven. Er kwam aandacht voor een ander veiligheidsregime. Zonder de klimaatverandering hadden we het Deltaprogramma er nooit doorgekregen en was er ook geen twintig miljard vrijgemaakt voor de dijken. De echte klap kwam met de orkaan Katrina in New Orleans in 2005. Toen was er het bewustzijn: dit kan ons hier ook gebeuren.”

Al in 2003 riep u onder andere in de Erasmus Liga lezing op tot meer aandacht voor de kwetsbaarheid van Nederland met betrekking tot overstromingen en pleitte u voor een Deltaprogramma. Voelde u zich direct gehoord?
“Ik heb daar erg achter aan moeten zitten. Bij Rijkswaterstaat vonden ze het idee van een deltaprogramma aanvankelijk maar niets. Toen ben ik naar VROM gegaan. Pas toen die er wel mee aan de gang wilde, dook Rijkswaterstaat er op.”

Uw pleidooi voor de zogenoemde klimaatdijk, een brede of verstevigde dijk die niet doorbreekt maar langzaam overstroomt, viel niet overal direct in goede aarde.
“Nee, ik kreeg daar wel wat conflicten over met mijn Delftse collega’s. Die sputterden tegen en stelden dat een doorbraakvrije dijk niet bestaat. Natuurlijk bestaat honderd procent doorbraakvrij niet, maar je moet zorgen dat er geen diepe bres kan ontstaan. Je moet er in het ontwerp van dijken op letten wat de reststerkte is wanneer er toch een hogere belasting komt dan berekend. Nu zijn ze veilig tot een zekere belasting. Bij een hogere belasting vallen ze helemaal om. In theorie ook nog eens allemaal tegelijkertijd. Dat je moet letten op dat cascade-effect en veel meer rekening moet houden met de reststerkte is eigenlijk zo triviaal dat ze in Delft waarschijnlijk baalden dat ze dat niet zelf verzonnen hadden.”

In uw ideale dijk is ‘reststerkte’ het cruciale begrip?
“Inderdaad. Mijn advies is: ontwerp niet op absolute veiligheid, maar op reststerkte. Zorg dat de dijk niet wegspoelt als de belasting te hoog is, maar dat er hooguit water overheen komt. Dat kun je bereiken met een brede dijk of met een dijk met damwanden. In New Orleans hebben de Nederlanders een waterkering gemaakt die bij overbelasting niet omvalt, maar slechts gedeeltelijk gaat. Dan kost het veel tijd voordat al het water erdoor komt. Die dijk daar heeft dus veel reststerkte. Die reststerkte zorgt ervoor dat de mensen tijd hebben om weg te komen, er hoeven dus niet of nauwelijks slachtoffers te vallen.”

Je ziet nog altijd vooral veel klassieke dijkversterkingen in Nederland. Nog niet iedereen is overtuigd van uw gelijk?
“Ik constateer dat de zwart/wit denken in statistiek en falen nog steeds dominant is bij Rijkswaterstaat en de waterschappen. Met statistiek en met waarschijnlijkheidsrekenen (probabilistiek) is op zichzelf niets mis, maar wanneer het nogal steriel wordt toegepast zonder oog voor het bezwijkmechanisme en de reststerkte laat je heel veel kansen liggen om de veiligheid per geïnvesteerde euro te verhogen. Hierdoor is de kans op een groot aantal slachtoffers (groepsrisico) veel groter dan nodig. Je zou in de ontwerprichtlijnen die reststerkte veel meer centraal moeten stellen. Nu is de school dominant waarin we net zolang rekenen totdat er statistische zekerheid is over de dijk. Naar wat er gebeurt bij hogere belasting, of als er toch iets misgaat, wordt niet gekeken. Terwijl ik van de school ben van het ’inherente veiligheidsdenken’. Mijn gelijk zie ik in steeds meer sectoren bewezen.”

Zoals?
“De nucleaire industrie, de bankensector, de stroomvoorziening. Je moet niet streven naar absolute veiligheid, maar naar inherente veiligheid. Je moet zorgen dat een kernreactor uit zichzelf stopt als er iets misgaat, dat niet alle banken omvallen als er een gaat, dat niet de stroom in heel Europa wegvalt als er ergens iets misgaat.  bijvoorbeeld. Het nieuwe veiligheidsdenken richt zich op het voorkomen van een cascade-effect.”

Dezelfde gedachte dus die u voorstaat met de dijken. . .
“Ja. Met de zogenaamde doorbraakvrije dijk zorg je ervoor dat als de belasting een keer hoger is dan berekend je niet meteen een ramp hebt, maar in plaats daarvan een geleidelijk rampje. “

Waar komt de weerstand tegen uw klimaatdijk vandaan denkt u? Voelen mensen zich aangevallen op hun expertise? Alsof ze het niet goed hebben gedaan, terwijl Nederland zich internationaal op de borst klopt voor de manier waarop we de voeten droog houden?
“Ik denk dat het komt doordat ze zijn opgevoed in een statistiekcultuur. Wat ook meespeelt is: it’s not invented here. En ze zijn bang dat het meer geld kost of dat de ruimte ontbreekt voor brede dijken. Doorbraakvrije dijken zijn inderdaad duurder, maar ook weer niet overal. De dubbele dijk die nu in Groningen bij Delfzijl wordt aangelegd blijkt volgens berekeningen van Deltares zelfs goedkoper. Het PBL heeft bovendien aangetoond dat je zoveel meer veiligheid per euro krijgt door de ontwerpen op een flinke reststerkte. Dus is het bizar om die gemiddeld tien tot twintig procent extra niet te willen uitgeven. Ook het argument van ruimte volg ik niet. Op veel plekken is wél ruimte. En als die ontbreekt kun je ook kiezen voor damwanden. Je moet je creativiteit loslaten op de doorbraakvrije dijken. Uiteindelijk komt de weerstand vooral voort uit het oude statistische denken in faalkansen in plaats van in cascades.”

Hoe kijkt u aan tegen het huidige Deltaprogramma?
“Ik vind het prachtig. Want het laat nog steeds wél ruimte over voor de door mij voorgestane ontwerpmethodiek. Al moet de actie dan wel vanuit de gemeenten en de provincie en het rijk komen. Want de waterschappen zitten gevangen in hun subsidiesysteem en in hun toetssysteem.”

Hoezo gevangen?
“Rijkswaterstaat heeft op dit punt verouderde richtlijnen. De waterschappen moeten zich daaraan houden. De reststerkte van de dijk zit niet als bepalende factor in de beschouwingen over veiligheid. Dat betekent dat een waterschap dat er wel voor gaat, het zelf moet betalen. Dat speelde ook in Rivierenland. Er is niet genoeg geld voor doorbraakvrije dijken, dus rommelen we maar wat. De crux ligt er in dat er een nieuwe veiligheidstoetsmethodiek moet komen waarin de reststerkte wordt meegenomen als ontwerpcriterium.”

Dat is een opdracht vanuit de wetenschap aan de politiek?
“De minister kan het morgen al veranderen, door de richtlijn aan te passen. De technische adviescommissie, het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW), zou daar met zijn adviezen aan de commissie Waterkeringen een rol in moeten spelen. Er zitten allemaal slimme en verstandige mensen in die expertisegroep, maar collectief kunnen ze de stap niet maken omdat ze zijn groot geworden in het klassieke veiligheidsdenken van de vorige deltawerken. Ik verbaas me daarover. Temeer daar ik me met mijn pleidooi voor doorbraakvrije dijken in goed gezelschap begeef. Ik ben geen eenling, ben niet gek! Er ligt een rapport van Deltares en een rapport van het PBL. Tijdens een symposium in september zijn hele heftige pleidooien gehouden voor doorbraakvrije dijken. En toch worden die rapporten niet opgevolgd.”

Er zijn toch ook wél mooie voorbeelden van deze aanpak?
“Er zijn fantastische voorbeelden. Kijk naar de doorbraakvrije dijk in Scheveningen, Katwijk, de Prins Hendrikpolder, de Hondsbosche zeewering, Tiel-Oost. De Grebbedijk willen ze nu ook doorbraakvrij maken. Maar dit gaat helaas nog om incidenten. Meestal zijn deze ingezet door actiegroepen, waarna uiteindelijk het waterschap meegaat. Rijkswaterstaat en de waterschappen verzinnen het niet zelf. Dat is zo jammer. Ik hoop en verwacht dat het binnenkort niet langer om incidenten gaat, maar dat de reststerkte gewoon in de richtlijnen wordt opgenomen.”

Wat gaat u doen nu u hoogleraarschap aan de VU en Wageningen Universiteit ophoudt?
“Ik ga met als lid van de Waddenacademie op het Deltaprogramma richten. Zilte teelt wordt mijn tweede speerpunt. Er is nu een handjevol boeren in Nederland enthousiast over, ik hoop daar de komende vijf jaar een paar honderd van te maken. Het biedt diversiteit en werkgelegenheid en het creëert een kennisbasis die heel goed is voor de export. Er is wereldwijd een miljard hectare zilte grond.”

Verwacht u daar tegen minder conservatisme op te lopen?
“Als hoogleraar loop je daar nu eenmaal tegen aan. Het is je taak om vooruit te denken en dan wordt je niet altijd met open armen ontvangen. Wij hebben die luxe, terwijl de mensen die het moeten doen moeten vooral binnen het budget, de richtlijnen en alle kaders moeten blijven. Dan is iedereen bezig met regeltjes en procedures. En als een hoogleraar dan met boerenverstandidee komt van dijken waar geen bres in kan ontstaan, dan past dat niet. Nieuwe ideeën verstoren de bestaande orde.”